Bij de controle van rittenregistraties ter voorkoming van de bijtelling voor privégebruik, mag de belastingdienst geen gebruik maken van beelden van ANPR-snelwegcamera’s. Daarvoor bestaat onvoldoende wettelijke basis, zo oordeelde de Hoge Raad.

De arresten van de Hoge Raad gaan over drie berijders van een auto van de zaak. Zij hielden ter voorkoming van de bijtelling een rittenregistratie bij. De rittenregistraties werden door de belastingdienst niet geaccepteerd als tegenbewijs. De reden daarvoor was dat er beelden waren van snelwegcamera’s met automatische nummerplaatherkenning (ANPR), waarbij de auto’s gesignaleerd waren op locaties die niet met de rittenregistratie overeenkwamen.

De Hoge Raad oordeelde dat de privacy geschonden is. Het gaat hier namelijk niet om één of een paar waarnemingen in de openbare ruimte, maar om het systematisch verzamelen, vastleggen, bewerken en jarenlang bewaren van gegevens over de bewegingen van voertuigen op diverse plaatsen in Nederland. Een voldoende precieze wettelijke regeling ontbreekt hiervoor. Of de belastingdienst de camera’s wel of niet in medegebruik heeft met de politie, of dat zij de beelden door de politie verstrekt krijgt, maakt volgens de Hoge Raad geen verschil.

Nu de beelden niet gebruikt mochten worden, moet voor twee van de berijders alsnog door een andere rechter beoordeeld worden of hun rittenregistratie voldoende tegenbewijs oplevert. De naheffing van de derde berijder is door de Hoge Raad al vernietigd, omdat de naheffing in dat geval alleen gebaseerd was op de ontoelaatbare camerabeelden.

Bron: Auto & Fiscus