Wij maken gebruik van cookies

Om u zo goed mogelijk van dienst te kunnen zijn, maken wij gebruik van cookies. Door de tracking cookies te accepteren, wordt u herkend. Zo kunnen we onze website afstemmen op uw persoonlijke voorkeuren en kunnen we u relevante informatie en advertenties laten zien, binnen en buiten onze website. Voor meer informatie kunt u kijken bij ons cookie- en privacybeleid.

Ik ga akkoord
Hoofdlijnen EU-verordening Natuurherstel
dinsdag 30 juli 2024

Hoofdlijnen EU-verordening Natuurherstel

In ‘Brussel’ is onlangs de EU-verordening ‘Natuurherstel’ vastgesteld. Het hoofddoel van deze verordening is om de natuur, biodiversiteit en ecosystemen te herstellen en in stand te houden. Een verdere uitwerking vindt plaats via het nog op te stellen nationale ‘Natuurherstelplan’. De verwachting is dat de regels in dit plan flinke gevolgen zullen hebben voor veel landbouwbedrijven.

EU-verordening en Natuurherstelplan

De EU-verordening 2024/1991 ‘Natuurherstel’ (Verordening Natuurherstel) volgt uit de Europese ‘Biodiversiteitsstrategie’. Om aan de voorwaarden en doelstellingen uit de Verordening Natuurherstel te voldoen zijn diverse (herstel)maatregelen noodzakelijk. Voor de benodigde maatregelen moet iedere lidstaat een nationaal ‘Natuurherstelplan’ opstellen. De exacte (herstel)maatregelen voor Nederland volgen over circa drie jaar middels dit plan. In dit bericht gaan we in op enkele hoofdlijnen van de Verordening Natuurherstel die de landbouw (op termijn) zullen raken.

Doelstellingen verordening

In de Verordening Natuurherstel zijn een drietal te realiseren doelstellingen opgenomen die rechtstreeks betrekking hebben op, het herstel van, landbouwecosystemen:

  • Een toename van indicatoren voor landbouwecosystemen.
  • Een toename in boerenlandvogels.
  • Het vernatten van ontwaterde veengebieden.

Naast bovenstaande doelen bevat de verordening een breed scala aan doelstellingen niet specifiek voor de landbouw. Een deel daarvan zullen de landbouw, ons inziens, zeker raken:

  • Het herstellen van bestuiverpopulaties.
  • Het herstellen van habitattypen in zowel Natura 2000-gebieden als daarbuiten.

In de verordening is aangegeven dat de (meeste) doelstellingen in 2050 behaald moeten zijn. Daartoe zijn, voor 2030 en 2040, tussentijdse doelen gesteld en is aangegeven hoe lidstaten hun voortgang moeten monitoren. Onderstaand gaan we hier verder op in voor de genoemde doelstellingen.

Herstel van landbouwecosystemen

Om het herstel van o.a. landbouwecosystemen te waarborgen moeten voor relevante indicatoren veelal ‘bevredigende niveaus’ worden bereikt. Wat ‘bevredigende niveaus’ zijn zal Nederland uiterlijk in 2030 moeten vaststellen.

Toename indicatoren landbouwecosystemen

Het doel is om op nationaal niveau de biodiversiteit van landbouwecosystemen te verbeteren. Lidstaten nemen daartoe maatregelen die tenminste twee van onderstaande indicatoren doen toenemen.

  • De graslandvlinderindex.
  • De voorraad organische stof in de bodem (bouwland).
  • Het percentage landbouwgrond met diversiteitsrijke landschapselementen.

Zie voor meer informatie over deze indicatoren bijlage IV van de Verordening Natuurherstel.

Toename boerenlandvogels

Op nationaal niveau moet het aantal boerenlandvogelsoorten toenemen. Dit wordt gemonitord op basis van een index, waarbij de index 100 is in (waarschijnlijk) 2025. Vervolgens moet in Nederland de index als volgt toenemen:

  • 2030: index 110.
  • 2040: index 120.
  • 2050: index 130.

Soorten boerenlandvogels

Voor Nederland wordt de index gebaseerd op de boerenlandvogels die vermeld staan in bijlage V van de Verordening Natuurherstel (onder kopje ‘Nederland’). In dit document staan, naast de Latijnse namen uit de bijlage, ook de Nederlandse namen van de betreffende vogels.

Stimuleren vernatten ontwaterde veengebieden

Het vernatten van veengebieden draagt bij aan het verminderen van broeikasgasemissies en het vergroten van de biodiversiteit. Het vernatten van landbouwgrond, om bepaalde doelstellingen te behalen, wordt vanuit de Verordening Natuurherstel niet verplicht gesteld aan landbouwers. Landbouwers zullen wel gestimuleerd worden om bepaalde veengebieden te vernatten.

Herstel van bestuiverpopulaties

Er moeten maatregelen worden getroffen om de diversiteit van bestuivers te verbeteren. Daarnaast moet de huidige afname van bestuiverpopulaties uiterlijk in 2030 worden stopgezet. Vervolgens moet een toenemende trend worden gerealiseerd. De Europese Commissie stelt nog een methode voor monitoring van de diversiteit in bestuivers en bestuiverspopulaties vast.

Duurzaam herstel habitattypen

Naast bovenstaande maatregelen moeten lidstaten maatregelen nemen om habitattypen duurzaam te herstellen. Dit geldt zowel in Natura 2000-gebieden als daarbuiten. De betreffende habitattypes staan vermeld in de Habitatrichtlijn en zijn opgenomen in bijlage I van de Verordening Natuurherstel. Deze liggen veelal niet op landbouwgrond. Toch kunnen de maatregelen gevolgen hebben voor landbouwers (denk aan de stikstofproblematiek rondom Natura 2000-gebieden).

Voor een duurzaam herstel van habitattypen moeten lidstaten:

  • Bestaande gebieden met genoemde habitattypen ‘in goede toestand’ brengen.
  • Voor elk van de genoemde habitattypen een ‘gunstig referentieoppervlak’ realiseren.

In goede toestand brengen habitattypen

In het ‘Natuurherstelplan’ moet opgenomen worden welke habitattypen in welke gebieden verbeterd moeten worden om in een ‘goede toestand’ te komen. Voor de habitattypen, die niet in goede toestand verkeren, moeten, volgens onderstaand schema, herstelmaatregelen worden genomen:

  • 2030: op min. 30% van het betreffende oppervlakte habitattypen.
  • 2040: op min. 60% van het betreffende oppervlakte habitattypen.
  • 2050: op min. 90% van het betreffende oppervlakte habitattypen.

Gunstig referentieoppervlak habitattypen

Om een ‘gunstig referentieoppervlakte voor habitattypen’ te realiseren kan het nodig zijn om, in aanvulling op herstel van bestaande gebieden, bepaalde habitattypen te ontwikkelen in gebieden waar deze nog niet voorkomen (zo nodig ook buiten Habitatrichtlijngebieden). Lidstaten kunnen verplicht worden om hiervoor maatregelen te nemen. Uiterlijk in 2050 zal op 100% van de oppervlakte, van de betreffende gebieden, (herstel)maatregelen moeten plaatsvinden.

Bescherming dier- en plantensoorten en wilde vogels

Naast de herstelmaatregelen voor habitattypen, kunnen ook herstelmaatregelen nodig zijn voor dier- en plantensoorten die in de Habitatrichtlijn staan vermeld en voor vogelsoorten die in de Vogelrichtlijn staan vermeld.

Lijst met herstelmaatregelen

In bijlage VII van de Verordening Natuurherstel zijn ruim 30 voorbeelden van herstelmaatregelen opgenomen. Enkele voorbeelden staan hieronder weergegeven.

  • Oeverbuffers aanleggen, zoals ooibossen, bufferstroken of grasland.
  • Diversiteitsrijke landschapselementen introduceren in bouwland en intensief gebruikt grasland.
  • Vergroten landbouwareaal dat op agro-ecologische wijze wordt beheerd (bijvoorbeeld biologisch, agroforestry, gewasrotatie, geïntegreerde beheer van plagen en nutriënten).
  • Bepaalde graslanden minder internsief beweiden en/of maaien (extensief beheer).
  • Gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen, kunstmeststoffen en/of dierlijke mest stopzetten of verminderen.
  • Stoppen met het omploegen van grasland.

Overige onderdelen Verordening Natuurherstel

In de Verordening Natuurherstel zijn ook herstelmaatregelen opgenomen voor o.a. mariene ecosystemen, stedelijke ecosystemen en bosecosystemen.

Conclusies

De verdere uitwerking van de Verordening Natuurherstel loopt middels nog vast te stellen Europese uitvoeringsverordeningen en het nationale ‘Natuurherstelplan’. De bedoeling is dat het ‘Natuurherstelplan’ over circa drie jaar definitief wordt vastgesteld, waarmee ook de benodigde herstelmaatregelen bekend worden.

Ondanks dat de details nog niet bekend zijn, zal de uitvoering van de Verordening Natuurherstel flinke gevolgen hebben voor de landbouw.

  • De maatregelen voor herstel van landbouwecosystemen zullen de landbouw zeker raken. Het doel (of verplichting) om te zorgen voor een continue verbetering van de biodiversiteit is op zijn minst ‘uitdagend’ te noemen. Op basis van tenminste twee van de genoemde indicatoren wordt de ‘toename van de biodiversiteit’ gemonitord.
  • De populatie van de meeste boerenlandvogels neemt, door verschillende oorzaken (ook buiten de landbouw) al jaren af. Deze achteruitgang moet worden stilgezet en vervolgens omgezet naar een toename. Dit zal de nodige inspanningen vragen.
  • Het vernatten van bepaalde veengebieden wordt voor landbouwers niet verplicht gesteld, maar gestimuleerd. Aangezien het vernatten van veengebieden een gebiedsproces is, is het zeker mogelijk dat landbouwers in bepaalde veengebieden hiermee te maken krijgen.
  • De maatregelen voor de bestuiverpopulaties kunnen leiden tot het (versneld) terugdringen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.

Een goede toestand van de natuur en van ecosystemen is zeker ook voor toekomst van de landbouw van belang. Echter, de uitwerking van de Verordening Natuurherstel zal voor de meeste (alle) landbouwers gevolgen hebben. Voor individuele bedrijven in bepaalde gebieden kunnen de gevolgen zelfs fors zijn.

Bron: Component Agro

Certificaten

Adviesgesprek? Maak een afspraak of bel ons direct via 0546 549 530 bereikbaar tot 18:00
Evert Kremer staat u graag te woord
Menu
0546 549 530 info@bilanx.nl
Uw browser is niet meer van deze tijd!

Update uw browser om optimaal van deze website (en vele anderen) te genieten Nu updaten!

×