Om u zo goed mogelijk van dienst te kunnen zijn, maken wij gebruik van cookies. Door de tracking cookies te accepteren, wordt u herkend. Zo kunnen we onze website afstemmen op uw persoonlijke voorkeuren en kunnen we u relevante informatie en advertenties laten zien, binnen en buiten onze website. Voor meer informatie kunt u kijken bij ons cookie- en privacybeleid.
Ik ga akkoordZoals bekend moeten bedrijven die gebruik willen maken van intern salderen nu ook een natuurvergunning aanvragen. Dit geldt voor lopende en nieuwe vergunningsprocedures, maar ook voor activiteiten die vanaf 1 januari 2020 zijn gerealiseerd op basis van intern salderen. Intern salderen mag niet meer betrokken worden in de ‘voortoets’. Dit mag wel bij een ‘passende beoordeling’, mits de stikstofruimte niet nodig is voor het behoud van natuurwaarden. De voorwaarden voor intern salderen zijn hierdoor nagenoeg gelijk aan de voorwaarden voor extern salderen. In dit bericht is deze nieuwe werkwijze nader toegelicht.
De Raad van State heeft op 18 december 2024 een tweetal uitspraken gedaan die met name gaan om intern salderen:
Eerder is bepaald dat vanaf 1 januari 2020 geen natuurvergunning nodig is voor intern salderen. De wijziging in de rechtspraak is het gevolg van een uitspraak van het Hof van Justitie in Luxemburg, waarin het Hof heeft verduidelijkt welke aspecten in een ‘voortoets’ betrokken mogen worden. Het gevolg is o.a. dat intern salderen niet al in de ‘voortoets’ meegenomen mag worden.
Bij intern salderen wordt de benodigde stikstofruimte voor een nieuwe activiteit ‘verrekend’ met een oude vergunde activiteit die op het bedrijf aanwezig was.
Bij een aanvraag voor een natuurvergunning moet onderzocht worden of de uitbreiding of wijziging significante gevolgen heeft voor Natura 2000-gebieden. Dit wordt de ‘voortoets’ genoemd. Als significante gevolgen niet kunnen worden uitgesloten is een natuurvergunning nodig.
Voorheen kon in een ‘voortoets’ intern salderen worden meegenomen. Als er door intern salderen de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden niet toeneemt, was, in het kader van stikstof, geen natuurvergunning nodig. Nu intern salderen niet meer in de ‘voortoets’ meegenomen mag worden, is bijna altijd een natuurvergunning nodig bij een nieuwe activiteit of een wijziging van een activiteit. In de ‘voortoets’ mag immers alleen gekeken worden naar de gevolgen van de activiteit zelf, zonder rekening te houden met de oude situatie.
Bij een wijziging van activiteit(en) wordt de nieuwe situatie in zijn geheel (wijziging plus ongewijzigde bedrijfsonderdelen) als een nieuw project gezien.
Als een natuurvergunning nodig is moet een ‘passende beoordeling’ worden gemaakt. In de ‘passende beoordeling’ moet worden onderzocht of het bedrijf de beschermde natuur aantast. Bij een ‘passende beoordeling’ mag wel rekening gehouden worden met intern salderen. Als met intern salderen de stikstofdepositie niet toeneemt kan, voor wat betreft ‘stikstof’, de natuurvergunning worden verleend. Er moet echter ook zijn voldaan aan het additionaliteitsvereiste.
Sinds de uitspraak moet bij intern salderen worden voldaan aan de additionaliteitsvereiste. Het additionaliteitsvereiste is bij extern salderen al langer van toepassing.
Het additionaliteitsvereiste houdt kortgezegd in dat stikstofdepositie alleen intern of extern gesaldeerd mag worden als de stikstofruimte niet nodig is voor het behoud van natuurwaarden in Natura 2000-gebieden. Hierbij moet de provincie beoordelen of (een deel van) de stikstofemissie niet ten goede moet komen aan de natuur in het kader van instandhoudingsmaatregelen of passende maatregelen (Habitatrichtlijn, artikel 6 lid 1 en 2). Als dit laatste niet nodig is kan de stikstofruimte gebruikt worden in het kader van intern salderen binnen de passende beoordeling.
Bij intern salderen is de referentiesituatie van belang. De referentiesituatie is, kort gezegd: wat op basis van een natuurvergunning aanwezig is of had mogen zijn. Als geen natuurvergunning aanwezig is, kan de referentiesituatie worden bepaald op basis van de milieutoestemming die gold op de referentiedatum. Als na de referentiedatum een milieuvergunning is verleend met minder gevolgen voor Natura 2000-gebieden, dan geldt deze milieutoestemming als referentiesituatie. Zie voor meer informatie over de referentiesituatie ons bericht Stikstofproblematiek: referentiesituatie bepalen.
Als de referentie gebaseerd kan worden op een natuurvergunning, dan is de natuurvergunning leidend en tellen ook activiteiten (bijvoorbeeld stallen) die wel vergund maar niet feitelijk aanwezig zijn mee.
Als de referentie gebaseerd moet worden op een milieutoestemming dan tellen alleen de activiteiten (bijvoorbeeld stallen) mee die vergund zijn én feitelijk aanwezig zijn. Daarnaast tellen bijvoorbeeld stallen niet mee die wel vergund zijn, maar structureel niet meer in gebruik zijn. Over de definitie van ‘structureel niet meer in gebruik’ zal nog de nodige (juridische) discussie volgen. Maar het uitgangspunt hierbij is dat het opnieuw in gebruik nemen van bijvoorbeeld een stal (milieu vergunde activiteit) alleen toegestaan is als dit zonder nieuwe omgevingsvergunning of natuurvergunning is toegestaan.
Een milieu vergunde stal die feitelijk gebruikt wordt, maar niet volledig vol staat, telt mee bij de referentiesituatie. De onbenutte ruimte wordt niet geschrapt.
In de periode van 1 januari 2020 t/m 17 december 2024 was voorheen voor intern salderen geen natuurvergunning nodig. Echter de nieuwe werkwijze voor intern salderen wordt met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2020 van toepassing. Bedrijven die vanaf 1 januari 2020 intern gesaldeerd hebben, moeten nagaan of een natuurvergunning alsnog vereist is. Vaak zal een natuurvergunning nodig zijn. Dit geldt ook voor bedrijven die, op basis van intern salderen, een natuurvergunning hebben aangevraagd, maar van de provincie een ‘positieve weigering’ hebben ontvangen.
Voor bedrijven die in de periode 1 januari 2020 t/m 31 december 2024, op basis van intern salderen, zonder natuurvergunning fysiek gestart zijn met een activiteit, geldt een overgangsperiode van vijf jaar. Deze bedrijven krijgen t/m 31 december 2029 de tijd om na te gaan of een natuurvergunning alsnog nodig is en zo nodig een aanvraag voor een natuurvergunning in te dienen. Deze overgangsperiode kan ook gebruikt worden om de bedrijfsvoering dusdanig aan te passen dat geen natuurvergunning nodig is.
In deze overgangsperiode wordt op de betreffende bedrijven, in principe, niet gehandhaafd door de provincies.
Zie voor meer informatie:
Bron: Component Agro
Update uw browser om optimaal van deze website (en vele anderen) te genieten Nu updaten!