Om u zo goed mogelijk van dienst te kunnen zijn, maken wij gebruik van cookies. Door de tracking cookies te accepteren, wordt u herkend. Zo kunnen we onze website afstemmen op uw persoonlijke voorkeuren en kunnen we u relevante informatie en advertenties laten zien, binnen en buiten onze website. Voor meer informatie kunt u kijken bij ons cookie- en privacybeleid.
Ik ga akkoordOnlangs heeft de minister (nood)maatregelen voorgesteld die de druk op de mestmarkt moeten verlichten. Daarnaast is het plan om per 1 januari 2025 de mestplafonds verder te verlagen. Een gevolg hiervan is dat een (extra) afroming van productierechten, bij bepaalde overdrachten, is voorzien. Een groot deel van de maatregelen worden op nationaal niveau doorgevoerd. Voor sommige maatregelen is Europese inzet nodig. Een deel van de nationale maatregelen en vooral de Europese maatregelen zullen pas op langere termijn effect hebben.
Door de verdere afbouw van derogatie verminderd de mestplaatsingsruimte in Nederland fors. Bedrijven mogen minder mest uitrijden op het eigen bedrijf en ook het wordt moeilijker om mest af te zetten. Hierdoor is een gespannen situatie op de mestmarkt ontstaan. Als er geen (nood)maatregelen worden genomen zal situatie verslechteren zeker door het vervallen van derogatie in 2026. Daarnaast worden de mestplafonds verder verlaagd, waardoor vanaf 2025 een overschrijding van de mestplafonds dreigt. Hierdoor zijn ook maatregelen nodig om de mestproductie in Nederland verder terug te dringen, o.a. het afromen van productierechten bij overdracht. Een daling van de mestproductie draagt uiteindelijk bij aan het verminderen van de druk op de mestmarkt.
In een Kamerbrief heeft de minister diverse maatregelen aangekondigd, die op korte of lange termijn effect kunnen hebben. Een deel van de maatregelen moet op Europees niveau worden geregeld en zullen zeker niet op korte termijn doorgevoerd kunnen worden. In Bijlage 1 bij de Kamerbrief zijn alle maatregelen opgenomen en is een indicatie van het potentieel effect opgenomen.
De minister heeft diverse (nood)maatregelen voorgesteld die op korte termijn effect kunnen hebben.
Op dit moment geldt een derogatievrije zone van 250 meter rondom stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden. De minister wil deze zone vanaf 2025 verkleinen tot 100 meter. Volgens de minister blijkt uit eerder advies van Wageningen Environmental Research dat bij een derogatievrije zone van 100 meter al een aanzienlijke reductie op de stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied wordt bereikt. De minister moet deze maatregel nog wel afstemmen met de Europese Commissie.
Binnen de melkveehouderij gelden stikstofcorrectiefactoren voor gasvormige verliezen. Op basis van een betere methode, die op basis van voortschrijdend wetenschappelijk inzicht is ontwikkeld, blijkt dat de stikstofcorrectiefactoren voor de melkveehouderij hoger moeten zijn dan tot nu toe is gehanteerd. Om deze reden is de minister voornemens om per 1 januari 2025 de stikstofexcretieforfaits voor melkvee te verlagen. Daarmee verlaagd ook de nationale mestproductie (stikstof) voor melkvee.
Alleen de forfaitaire stikstofnormen voor melkvee worden verlaagd. Binnen de BEX voor melkvee wordt volgens een andere methode een bedrijfsspecifieke hoeveelheid gasvormige stikstofverliezen berekend. De aanpassing van de stikstofexcretiefactoren hebben daarom geen invloed op de BEX-berekening.
Om de druk op de Nederlandse mestmarkt te verlagen wil de minister de export van mest verhogen. Om meer mest te kunnen exporteren zet de minister in op drie sporen:
Binnen huidige mestverwerkingsplicht is het voornemen om in 2025 en 2026 de mestverwerkingspercentages te verhogen. In welke mate is op dit moment nog niet bekend.
De minister wil vergunningverlening en realisatie van mestverwerkings- en mestvergistingsinstallaties extra ondersteunen. Hierdoor moeten initiatieven sneller gerealiseerd worden. Daarnaast wordt in 2025 waarschijnlijk een nieuwe subsidieregeling opengesteld voor hygiënisatie- en korrelinstallaties voor dierlijke mest.
Door het verbeteren van contacten tussen de overheid en (buitenlandse) bedrijven en het delen en verspreiden van kennis, wil de minister de mestafzet van dierlijke mest naar het buitenland bevorderen.
De minister heeft structurele maatregelen voorgesteld die op lange termijn effect hebben.
Het is de bedoeling dat naast de beëindigingsregelingen Lbv en Lbv-plus een nieuwe vrijwillige (brede) beëindigingsregeling wordt opengesteld. Deze beëindigingsregeling gaat gelden naast de al eerder aangekondigde ‘Maatregel gebiedsgerichte beëindiging veehouderijlocaties’ (zie ons bericht ’Mogelijkheden’ PAS-melder, schadeclaim tot 1 juni 2029) en de ‘Lbv voor kleinere sectoren’.
De openstelling van de nieuwe brede beëindigingsregeling wordt in 2026 verwacht.
Op basis van de Europese derogatiebeschikking moet Nederland in 2025 het nationaal mestproductieplafond verder verlagen: 10% verlaging t.o.v. 2024. Om aan dit nieuwe mestplafond te voldoen moet de mestproductie afnemen. Dit gebeurt deels door de beëindigingsregelingen. Naar verwachting is dit onvoldoende, waardoor de minister een extra maatregel voorstelt: het afromen van varkens- en pluimveerechten bij de overdracht en het verhogen van het afromingspercentage bij de overdracht van fosfaatrechten. De volgende afromingspercentages worden voorgesteld:
Er zijn uitzonderlingen op het afromen van productierechten bij overdracht.
Het wetsvoorstel voor het aanpassen van het nationale en de sectorale mestproductieplafonds is inmiddels gepubliceerd. In dit wetsvoorstel zijn ook de afromingspercentages bij overdracht van productierechten opgenomen. Tevens is in het wetsvoorstel opgenomen wanneer afroming wel/niet plaats vindt bij (bedrijfs)overdrachten. In een ander bericht gaan we nader in op deze voorstellen.
Via het ‘voerspoor’ kan de stikstofexcretie verder worden verlaagd. Met de melkveesector is eerder afgesproken dat het streven is om het sectorgemiddelde melkveerantsoen in 2025 niet boven de 160 gram RE per kg droge stof uit te laten komen. De minister kan dit niet verplichten, maar wil wel nagaan hoe een verdere daling van het RE-gehalte gestimuleerd kan worden.
Er lopen al langer onderzoeken om dierlijke mest te verwerken in potgrond. Het gaat dan met name om vezelrijke delen uit de dikke fractie van rundveemest. De minister wil o.a. het onderzoek naar de benodigde bewerkingsstappen stimuleren. Het is nog wel de vraag of deze weg haalbaar en betaalbaar is.
Bepaalde maatregelen moeten op Europees niveau worden afgestemd en geregeld. De haalbaarheid is daardoor moeilijker in te schatten. Daarnaast zal, als een Europese maatregel doorgaan kan vinden, de doorlooptijd langer zijn.
Eerder is aangegeven dat door de inzet van Renure (‘kunstmestvervanger’) extra ruimte ontstaat voor het plaatsen van verwerkte dierlijke mest in Nederland. Zie ons bericht Plan van aanpak mestmarkt, weinig voor de korte termijn.
Om Renure toe te kunnen passen moet een aanpassing van de ‘Nitraatrichtlijn’ worden goedgekeurd door ‘Brussel’. De minister hoopt dat deze goedkeuring er spoedig komt, zodat Renure in het groeiseizoen van 2025 kan worden ingezet. Naar onze mening is het allerminst zeker of dit gaat lukken.
De minister wil af van de norm in de ‘Nitraatrichtlijn’ van max. 170 kg stikstof/ha uit dierlijke mest. Hiervoor in de plaats zouden ‘gewas- en grondsoortgerichte stikstofgebruiksnormen’ moeten gaan gelden. Dit zou onder Nederlandse omstandigheden (goede landbouwgrond en gunstig klimaat) positief moeten uitwerken.
Voor het toepassen van gewas- en grondsoortgerichte stikstofgebruiksnormen moet de Nitraatrichtlijn worden aangepast. Het is zeer de vraag of dit voor 2026 gaat lukken (waarschijnlijk niet). Om deze reden wil de minister vanaf 2026 een tussenoplossing: alleen op grasland een hogere norm dan 170 kg stikstof/ha. Volgens de minister is dit binnen de doelstelling van de ‘Nitraatrichtlijn’ goed te onderbouwen. Dit moet dan via een nieuwe derogatiebeschikking vanaf 2026 worden geregeld. Naar onze mening is het de vraag of dit in ‘Brussel’ technisch en politiek gezien haalbaar is.
Naast bovenstaande opties wil de minister nagaan of binnen de huidige derogatiebeschikking nog ruimte is. Bijvoorbeeld bij de afbouw van de derogatienorm, een aanpassing van de derogatievrije zones (zie eerder in dit bericht) en de aanwijzing van Nutriënten verontreinigde gebieden (NV-gebieden).
In Nederland is het gehele grondgebied aangewezen als ‘kwetsbaar gebied’. De minister wil nagaan of dit gebied kleiner kan worden, waardoor de regels uit het 8e Actieprogramma Nitraatrichtlijn (vanaf 2026) voor minder landbouwgrond van toepassing zal zijn.
Bron: Component Agro
Update uw browser om optimaal van deze website (en vele anderen) te genieten Nu updaten!