Bij transacties met buitenlandse afnemers is voorzichtigheid bij toepassing van het 0% tarief van de btw geboden.

Voor leveringen van goederen aan afnemers in andere EU-lidstaten geldt voor de btw een bijzondere regeling. Dit wordt het regime van ‘intracommunautaire leveringen’ genoemd. Dat betekent dat de leverancier de levering in Nederland aangeeft als intracommunautaire levering en hierop het 0%-tarief van de btw toepast. De afnemer geeft de verwerving zelf aan in de eigen btw-aangifte in zijn eigen vestigingsland, en mag die aangegeven btw vaak ook weer aftrekken.

Voorwaarde voor het 0%-tarief is wel dat er voldoende bewijsstukken zijn van het vervoer van de goederen naar die andere EU-lidstaat. Dat is een belangrijke voorwaarde. Wordt daar niet aan voldaan, dan kan de btw alsnog worden geheven bij de leverancier. Een recente uitspraak van Gerechtshof Amsterdam laat zien dat het extra belangrijk is om te zorgen voor voldoende bewijsstukken als de goederen dan ook nog eens door de afnemer zelf naar het buitenland vervoerd worden. Daarvoor kan gewerkt worden met een door de afnemer ondertekende afhaalverklaring, maar dan moet de afnemer wel een vaste afnemer zijn.

In het geval waar het Hof over oordeelde, was zo’n verklaring er überhaupt niet, en ook als er wel een verklaring was geweest, had dat niet voldoende geholpen omdat er slechts twee keer eerder aan deze afnemer was geleverd. Kan het 0%-tarief niet met voldoende bewijsstukken onderbouwd worden, dan is Nederlandse btw verschuldigd.

Bron: Auto & Fiscus