Om u zo goed mogelijk van dienst te kunnen zijn, maken wij gebruik van cookies. Door de tracking cookies te accepteren, wordt u herkend. Zo kunnen we onze website afstemmen op uw persoonlijke voorkeuren en kunnen we u relevante informatie en advertenties laten zien, binnen en buiten onze website. Voor meer informatie kunt u kijken bij ons cookie- en privacybeleid.
Ik ga akkoordOnlangs is een wetsvoorstel (met latere aanvulling) gepubliceerd waarin lagere (sectorale) mestproductieplafonds voor stikstof en fosfaat, worden voorgesteld. Om de mestproductie daadwerkelijk te verlagen zijn in het wetsvoorstel ook afromingspercentages bij een overdracht van productierechten opgenomen. Bij overdrachten in, kort gezegd, familieverband wordt niet afgeroomd. In het wetsvoorstel wordt, in tegenstelling tot de huidige wetgeving, nadrukkelijk ingegaan op bedrijfsoverdrachten. Hierdoor kan nu ook sprake zijn van afroming als het KVK-nummer gelijk blijft.
In het kader van de derogatiebeschikking moeten vanaf 2025 de nationale mestproductieplafonds voor stikstof en fosfaat (mestplafonds) worden verlaagd. De nieuwe mestplafonds zijn opgenomen in een voorstel voor het wijzigen van de Meststoffenwet. In het verlengde hiervan is ook een verlaging van de sectorale mestplafonds in het wetsvoorstel opgenomen. De verlaging van de mestplafonds voor de varkenssector en de pluimveesector is fors ruimer dan die van de melkveesector. In tabel 1 zijn de (sectorale) mestplafonds van 2024 en de voorstellen voor 2025 opgenomen.
Tabel 1. (Sectorale) mestplafonds 2024 en de voorstellen voor 2025 (miljoen kg)
Mestplafond | 2024 | 2025 (voorstel) | Verschil (%) |
Stikstof | |||
– Nationaal | 489,4 | 440,0 | -10,1 |
– Melkvee | 286,5 | 268,2 | -6,4 |
– Varkens | 91,8 | 70,6 | -23,1 |
– Pluimvee | 54,7 | 48,3 | -11,7 |
Fosfaat | |||
– Nationaal | 150,7 | 135,0 | -10,4 |
– Melkvee | 73,6 | 72,4 | -1,6 |
– Varkens | 36,7 | 27,7 | -24,5 |
– Pluimvee | 24,1 | 20,0 | -17,0 |
De nationale mestplafonds voor stikstof en fosfaat zijn opgenomen in de Europese derogatiebeschikking. Daarmee is de invoering hiervan een Europese verplichting.
De verdeling tussen de sectoren is een nationale invulling. De sectorale mestplafonds mogen gezamenlijk, inclusief de mestproductie van de overige sectoren (staat niet in tabel 1) niet hoger zijn dan de nationale mestplafonds.
Om vanaf 2025 te kunnen voldoen aan de lagere mestplafonds moet de mestproductie van de verschillende sectoren (fors) worden verlaagd. Een gedeelte van de verlaging zal komen van de bestaande beëindigingsregelingen Lbv en Lbv+ en de aangekondigde beëindigingsregelingen. De verwachting is dat door deze regelingen de mestproductie onvoldoende daalt. Om deze reden zijn in het wetsvoorstel ook afromingspercentages bij overdrachten van productierechten opgenomen.
Als beide maatregelen (beëindigingsregelingen en afroming productierechten bij overdracht) onvoldoende blijken te zijn, zullen aanvullende maatregelen genomen moeten worden. In het wetsvoorstel is hiervoor niets opgenomen.
In het wetsvoorstel zijn afromingspercentages bij overdrachten van varkens- en pluimveerechten opgenomen. Daarnaast is een hoger afromingspercentage bij overdrachten van fosfaatrechten opgenomen. De voorgestelde afromingspercentages zijn:
In het wijzigingsvoorstel en de later gepubliceerde wijziging van het voorstel zijn uitzonderingen opgenomen op het toepassen van de afroming van productierechten bij overdrachten. Hierbij wordt verschil gemaakt tussen ‘losse’ overdrachten en bedrijfsoverdrachten.
In het Kamerdebat van 7 oktober 2024 zijn veel vragen gesteld over de verdeling van de sectorale mestplafonds en de verschillende afromingspercentages bij overdrachten van productierechten. De minister heeft haar wetsvoorstellen verdedigd en houdt zich, tot nu toe, bij haar standpunten. Na de stemming (15 oktober) over de ingediende moties en amendementen zal blijken of hier verandering in komt of moet komen.
In het voorstel is opgenomen dat bij een overdracht van productierechten naar een ander bedrijf, de eerder in dit bericht genoemde, afroming plaats gaat vinden.
Afroming van ‘losse’ fosfaatrechten, varkensrechten of pluimveerechten vindt niet plaats bij:
Bij een overdracht van productierechten vanwege erfopvolging vindt ook geen afroming plaats. In veel situaties zal hier bij ook sprake zijn van één van de hierboven genoemde overdrachten.
Bij een heen- en teruglease binnen hetzelfde kalenderjaar wordt de teruglease niet afgeroomd. Deze systematiek gold al bij de overdracht van fosfaatrechten en gaat nu ook gelden bij de overdracht van varkens- en pluimveerechten.
Bij een heen- en teruglease van varkens- of pluimveerechten tussen dezelfde bedrijven in opvolgende jaren wordt alleen de eerste heenlease afgeroomd. De overige overdrachten worden niet afgeroomd. Dit geldt tot maximaal het aantal rechten dat overblijft na afroming van de eerste heenlease.
Deze regel geldt t/m 2029.
Voorbeeld 1
In 2025 is er sprake van een kortdurende lease van 1.000 varkensrechten van bedrijf A naar bedrijf B. Bedrijf B houdt 750 rechten over, die later in het jaar teruggaan naar bedrijf A (teruglease). Bij de teruglease worden de rechten niet afgeroomd. Als bedrijf A in opvolgende jaren middels heen- en teruglease 750 varkensrechten (tijdelijk) overdraagt aan bedrijf B, vindt geen afroming plaats. Draagt bedrijf A na 2025 (dus na de eerste kortdurende lease) 1.250 varkensrechten over naar bedrijf B. Dan worden de eerste 750 rechten niet afgeroomd. Over de overige 500 rechten wordt wel afgeroomd bij de heenlease. De afroming bedraagt 125 rechten (500 x 25%). Aan het eind van dit jaar gaan 1.125 rechten terug naar bedrijf A (750 + 375). In de opvolgende jaren vindt, bij heen- en teruglease tussen deze bedrijven, geen afroming plaats tot 1.125 rechten. |
De afromingsvrije lease van maximaal 100 kg blijft alleen gelden voor fosfaatrechten.
In veel situaties worden productierechten overgedragen bij een bedrijfsoverdracht. Sinds begin 2023 werden fosfaatrechten niet meer afgeroomd bij een volledige bedrijfsoverdracht.
In het wetsvoorstel is opgenomen dat ook bij (volledige) bedrijfsoverdrachten afgeroomd kan worden. Tevens wordt de definitie van een ‘bedrijfsoverdracht’ wezenlijk anders. Hierdoor is er vaker sprake van een bedrijfsoverdracht (ook als het KVK-nummer gelijk blijft).
Volgens het wetsvoorstel is er sprake van een bedrijfsoverdracht als de ‘landbouwer’ die het bedrijf (deels) voert wijzigt. Als het bedrijf gelijk blijft, maar de ‘landbouwer’ wijzigt, dan is er, volgens het voorstel, sprake van een bedrijfsoverdracht, waarbij afroming van productierechten toepassing kan zijn.
Volgens het wetsvoorstel is er o.a. in onderstaande situaties sprake van een bedrijfsoverdracht:
o Bijvoorbeeld het omzetten van eenmanszaak naar maatschap of BV.
o Bijvoorbeeld het toe- of uittreden van maten en vennoten in een maatschap, vof of CV.
o Bijvoorbeeld wijziging van bestuur en/of aandeelhouders van een BV. Of een wijziging van of binnen een ‘moederonderneming’ als deze onderneming overwegende zeggenschap heeft in de dochteronderneming.
o Bijvoorbeeld bij een wijziging binnen een BV die onderdeel uitmaakt van een maatschap.
Afroming van fosfaatrechten, varkensrechten of pluimveerechten is bij een bedrijfsoverdracht niet altijd van toepassing. Rechten worden, evenals bij ‘losse’ overdrachten, kort gezegd niet afgeroomd bij overdrachten binnen familieverband. Ook vindt geen afroming plaats als de oorspronkelijke landbouwer betrokken blijft.
Er vindt geen afroming plaats bij:
Bij een bedrijfsoverdracht door erfopvolging vindt ook geen afroming plaats. Bij bedrijfsoverdrachten wordt specifiek aangegeven dat bij erfopvolging sprake moet zijn van bloed- of aanverwantschap t/m de derde graad, echtgenoot of geregistreerd partner. Daarmee valt deze uitzondering voor afroming reeds onder de algemene uitzonderingen op afroming bij bedrijfsoverdrachten.
Het wetsvoorstel is nog niet aangenomen. De inhoud kan daarom nog wijzigen. De verwachting is dat op hele korte termijn de Tweede Kamer hierover stemt. De minister wil het wetsvoorstel zo spoedig mogelijk in laten gaan, maar de verwachting is dat dit niet voor 1 januari 2025 lukt.
Zolang de ‘Meststoffenwet’ nog niet is gewijzigd zijn de huidige regels nog van toepassing en kunnen volledige bedrijfsoverdrachten nog zonder afroming van productierechten plaatsvinden. Speelt in de toekomst een overdracht met afroming op basis van het wetsvoorstel, dan is het te overwegen om de bedrijfsoverdracht ruim voor 1 januari 2025 te regelen.
Zie voor meer informatie de toelichting bij het wetsvoorstel voor wijziging van de Meststoffenwet. En de toelichting bij de wijziging van het voorstel.
Bron: Component Agro
Update uw browser om optimaal van deze website (en vele anderen) te genieten Nu updaten!