Om u zo goed mogelijk van dienst te kunnen zijn, maken wij gebruik van cookies. Door de tracking cookies te accepteren, wordt u herkend. Zo kunnen we onze website afstemmen op uw persoonlijke voorkeuren en kunnen we u relevante informatie en advertenties laten zien, binnen en buiten onze website. Voor meer informatie kunt u kijken bij ons cookie- en privacybeleid.
Ik ga akkoordHome » Whitepaper »
Zowel de landbouwsector als de overheid willen op termijn van een systeem met middelvoorschriften naar een systeem op basis van doelsturing. Het uiteindelijke doel is een afrekenbare stoffenbalans op basis van bedrijfsspecifieke emissienormen. Een volledige omschakeling zal nog jaren duren, maar de eerste stappen richting doelsturing kunnen wel worden gezet. Daarnaast zullen bepaalde middelvoorschriften nodig blijven. Minister Wiersma heeft in hoofdlijnen aangegeven wat van belang is bij de omslag naar doelsturing en welk traject daarbij gevolgd kan worden.
De omslag naar doelsturing is niet van vandaag op morgen geregeld. Wel kan men eerste stappen zetten en (alvast) sturen middels informeren en stimuleren. Daarna kunnen zaken als ‘verantwoording’, ‘beprijzen’ en ‘afrekenen’ een rol gaan spelen.
In de praktijk zijn diverse bedrijven al (vrijwillig) bezig met een vorm van doelsturing. Bijvoorbeeld middels sturing op basis van de KringloopWijzer Melkveehouderij of via andere projecten op het gebied van kringlooplandbouw of klimaat. Maar ook het onlangs ondertekende convenant Verlagen Ruw Eiwit Rantsoenen
Melkveebedrijven is hier een voorbeeld van.
De verwachting is dat de komende jaren meerdere pilots worden opgezet.
In de Kamerbrief gaat de minister in hoofdlijnen in op de wijze waarop de landbouwsector (op termijn) een omslag naar doelsturing zou kunnen maken. Een belangrijk onderdeel van deze doelsturing is de invoering van bedrijfsspecifieke emissienormen voor broeikasgassen (CO2-equivalenten) en stikstof (ammoniak). Daarnaast kan doelsturing ingezet worden bij emissies van nitraat en fosfaat. Bij doelsturing kan een bedrijf zelf keuzes maken om (in de toekomst) aan de emissienormen te gaan voldoen.
De minister wil eerst laten onderzoeken wat de bijdrage van bedrijfsspecifieke emissienormen kan zijn aan de benodigde (landelijke) emissiereductie van broeikasgassen en stikstof. We staan daardoor pas aan het begin van een eventuele omslag naar doelsturing. Pas in een later stadium kunnen emissienormen per bedrijf worden vastgesteld.
Bij het vaststellen van bedrijfsspecifieke emissienormen richt de minister zich eerst op de sectoren melkvee-, varkens- en puimveehouderij. Daarna komen de kalverhouderij en de akkerbouw aan bod. Vervolgens de overige sectoren.
Binnen een sector kunnen verschillende normen gaan gelden voor verschillende bedrijfstypen.
Volgens de Kamerbrief kiest het kabinet voor een uitwerking van een absoluut emissiegetal per eenheid op bedrijfsniveau. Er wordt niet gekozen voor reductiepercentages t.o.v. een gekozen referentiedatum. Met een absoluut emissiegetal worden voorlopers, die al stappen hebben gezet in het kader van het terugdringen van stikstof- en/of broeikasgassen, niet benadeeld.
De minister onderzoekt de mogelijkheden om bedrijfsspecifieke emissienormen per productierecht (fosfaatrechten, varkens- of pluimveerechten) vast te stellen. Hiermee worden emissienormen gekoppeld aan bestaande stelsels voor productierechten.
Met de inzet op doelsturing op basis van bedrijfsspecifieke emissiedoelen gaan we van een depositiebeleid naar een emissiebeleid. Dit is gunstig, want bedrijven kunnen beter sturen op de uitstoot van emissies op het bedrijf, dan op basis van deposities (denk aan de bepaling van de stikstofdepositie van een bedrijf).
In de Kamerbrief wordt ook aangeven dat ‘doelsturing op waterkwaliteit’ een plek kan krijgen in het 8e Actieprogramma Nitraatrichtlijn (8e AP). Het 8e AP loopt van 2026 t/m 2029. De te ontwikkelen systematiek zal gebaseerd zijn op een combinatie van metingen van het N-mineraal in de grond en het vaststellen van het stikstofbodemoverschot. Daarnaast neemt de minister ook de voorstellen vanuit het sectorplan van BO Akkerbouw mee.
Het is nog niet bekend of er in eerste instantie maatregelen komen om te ‘stimuleren’ of dat in de loop van het 8e AP bijvoorbeeld normen gaan gelden op basis van N-mineraal en het stikstofbodemoverschot.
Met doelsturing op basis van bedrijfsspecifieke emissienormen kunnen bedrijven zelf keuzes maken om de normen te behalen. Dit geeft meer vrijheid om op basis van vakmanschap bepaalde (management)maatregelen te nemen. De praktijk leert dan ook dat hiermee stappen gezet kunnen worden en aanzienlijke reducties haalbaar zijn. Echter ‘doelsturing’ is niet voor iedere ondernemer weggelegd. Daarnaast zullen de emissienormen mogelijk dusdanig worden vastgesteld dat dit voor een (beperkt) deel van de bedrijven lastig (of niet) haalbaar blijkt te zijn.
Een systeem op basis van een afrekenbare stoffenbalans zal in de komende jaren nog zeker niet geregeld zijn. Naast het vaststellen van bedrijfsspecifieke emissienormen, die per sector ook realistisch en haalbaar moeten zijn, zullen immers op bedrijfsniveau systemen beschikbaar moeten zijn om gegevens/resultaten te bepalen en vast te leggen. Daarnaast moet dit uitvoerbaar en handhaafbaar zijn. Het halen van de doelen moet daarbij goed geborgd kunnen worden.
De minister wil nu wel stappen zetten om dit in de toekomst mogelijk te maken. Voor bepaalde sectoren, of bepaalde bedrijfstypes binnen een sector, zal dit sneller gaan dan bij andere sectoren.
Naast bedrijfsgerichte doelsturing zullen bepaalde vormen van generiek en gebiedsgericht beleid nodig blijven. Hierbij zullen middelvoorschriften nodig blijven om bepaalde emissiereducties te behalen. In de Kamerbrief wordt in dit kader specifiek aangeven dat ‘in en rondom natuurgebieden, beekdalen en veenweidegebieden aanvullende inzet nodig is’.
De minister wil inzetten op doelsturing op het gebied van broeikasgassen, ammoniak, nitraat en fosfaat. Het uiteindelijke doel is een afrekenbare stoffenbalans. De uitwerking hiervan zal nog enige jaren duren. Maar de minister neemt nu al stappen om een en ander verder uit te zoeken en uit te werken. Voor de korte termijn zet de minister in op ‘informeren’ en ‘stimuleren’. In dit kader zullen in 2025 en 2026 diverse nieuwe pilots worden opgezet.
De afrekenbare stoffenbalans wordt waarschijnlijk gebaseerd op bedrijfsspecifieke emissienormen, mogelijk per productierecht. Deze normen moeten voor de meeste bedrijven wel realistisch en haalbaar zijn. Daarnaast moet het systeem uitvoerbaar en handhaafbaar zijn. Een goed borging van resultaten is hierbij van belang. Er is enige tijd nodig om dit uit te werken en vast te leggen in regelgeving.
Het behalen van emissienormen op basis van doelsturing zal veel bedrijven stimuleren, omdat de ondernemer zelf (bedrijfsspecifieke) keuzes kan maken. Echter er zullen ook bedrijven zijn waarvoor ‘doelsturing’ een behoorlijke opgave zal gaan worden.
Bron: Component Agro
Update uw browser om optimaal van deze website (en vele anderen) te genieten Nu updaten!